Veiligheid : Elektrodelassen

Dit artikel geeft aanwijzingen ter overweging voor de gezondheid en de veiligheid bij het lassen teneinde veilig te werken en ongevallen te voorkomen. De bronnen van gevaar die verbonden zijn aan deze processen worden besproken.
Foute en juiste methoden om laswerkzaamheden uit te voeren worden in de figuur aan het einde van dit artikeltje getoond. Voor wat betreft een veilige uitvoering van de laswerkzaamheden liggen de voornaamste gevarenbij een elektrische schok en straling vanuit de boog.

Elektrische schok

Daar het grootste gevaar afkomstig is van een elektrische schok van onder spanning staande delen van een lasstroomcircuit (de elektrode en het werkstuk) worden de volgende aanbevelingen gedaan

Controle van de installatie

De installatie van de lasapparatuur moet worden uitgevoerd door daartoe voldoende opgeleid personeel dat moet controleren of de apparatuur geschikt is voor de laswerkzaamheden en dat zij is aangesloten volgens de aanbevelingen van de fabrikant. De lasser is verantwoordelijk voor een dagelijkse controle van de installatie (kabels, elektrodehouder en koppelingen) en de melding van defecten daaraan. Alle uitwendige verbindingen moeten schoon en goed gemonteerd zijn en telkens voordat een verbinding opnieuw wordt gemaakt worden gecontroleerd. De werkstukklem moet direct aan het werkstuk en zo dicht mogelijk bij de lasplaats of direct aan de lastafel waarop het werkstuk wordt gelast worden bevestigd

Verwisselen van elektroden

Bij het lassen met beklede elektroden moet de lastang zijn geïsoleerd als de elektroden worden gewisseld. Daar waar een werkstuk is in de lasketen is opgenomen en een niet-geïsoleerde lastang wordt gebruikt, vertrouwt de lasser op de isolerende eigenschappen van zijn handschoenen bij het wisselen van elektroden. Tussen de elektrode en het werkstuk is dan een open spanning aanwezig die 80 V kan bedragen. Als de handschoen vochtig, de elektrode een slechte isolator of de lasser in contact is met een geleidend oppervlak, kan een van deze isolerende lagen onvoldoende zijn.

Lassen in de open lucht

Wanner buiten gelast wordt moet de installatie een juiste mate van bestendigheid tegen inwerking van vocht hebben. Zie hiertoe de kenplaat op de machine waarop een van de volgende beschermingsfactor (IP) moet zijn aangeven:

  • IP 23 beschermen tegen eenzijdig spatwater
  • IP 24 beschermen tegen spatwater afkomstig van alle zijden.

Zie elders op deze site. Als het gevaar van zware regenval bestaat moet zowel de lasser, de lasapparatuur alsook het werkstuk tegen deze regelval worden beschermd.

Meerdere lassers

Wanner twee of meer lassers met afzonderlijke lasinstallaties aan hetzelfde of elektrisch verbonden werkstuk lassen, is het noodzakelijk dat zij gescheiden zijn. Dit reduceert de mogelijkheid voor een elektrische schok bij gelijktijdig contact met enig deel van de twee verschillende systemen.

Veiligheid en het voorkomen van ongelukken

  • de lasser moeten geen versierselen (vooral ringen) of metalen horlogebandje dragen
  • de juiste laskleding moet worden gedragen. Handschoenen, laarzen en overalls moeten enige bescherming tegen stroomdoorgang bieden
  • de lasser moet dagelijks en na iedere nieuwe aansluiting alle uitwendige verbindingen controleren of zij schoon en goed bevestigd zijn
  • wanneer elektroden worden gewisseld moet de lastang geïsoleerd zijn
  • wanneer het lassen voor een korte tijd wordt onderbroken, moet de lastang niet in de laskap of op een ander brandbare ondergrond worden gelegd, daar er nog steeds een "levende" spanning van 80 volt op staat of heet genoeg is om brand te veroorzaken
  • wanneer er twee of meer lassers (met gescheiden lasstroombronnen) aan een zelfde werkstuk lassenmoeten zij buiten elkaars bereik werken

Omgevingen met een verhoogde kans op elektrische schokken

Deze zijn de volgende:

  • locaties waar de lasser een beperkte bewegingsvrijheid heeft, lassen in een verkrampte positie (geknield of zittend) of in contact is met geleiden delen
  • locaties die geheel of gedeeltelijk omgeven zijn door geleidende elementen waarmee de lasser gemakkelijk contact kan maken
  • het lassen in natte, vochtige of dampige omgevingen waardoor de weerstand van de lichaamshuid en isolerende eigenschappen van het toebehoren vermindert

Wanneer elektrisch geleiden delen die zich dicht bij de lasser bevinden goed zijn geïsoleerd is er geen verhoogde kans op elektrische schokken.

De installatie moet voldoen aan de norm NEN-EN-IEC 60974 -1 en NEN-EN 50078-1. Het lassen met beklede elektroden op gelijkstroom is veiliger dan het lassen op wisselstroom. Wanneer wisselstroom gebruikt wordt moet de open spanning (spanning tussen elektrode en werkstuk als er geen boog brandt) door een spanningsverlagingsrelais worden verlaagd. Dit relais beperkt de open spanning tot 48 volt totdat de elektrode het werkstuk raakt. Geschikte installaties mogen worden gemerkt met een "S "op de kenplaat en wordt vaak ook op het front van de stroombron aangegeven.

Veilig werken en het voorkomen van ongevallen

  • Draag beschermende kleding, inclusief isolerende veiligheidslaarzen
  • Sta of kniel op een isolerende ondergrond die droog gehouden moet worden
  • Gebruik alleen volledig geïsoleerde lastangen
  • Plaats de lasstroombron buiten de lasplek
  • Wees ervan verzekerd dat gekwalificeerd ondersteunend personeel in de directe omgeving van de lasplek aanwezig is om eerste hulp te geven of om de stroom uit te schakelen
  • Wanneer in de buitenlu cht wordt gelast controleer dan of de lasstroombron afdoende is beschermd tegen invloeden van de omgeving en las niet in de regen zonder afdoende bescherming

Hoogfrequent

Bij het TIG-lassen wordt een hoogfrequente spanning (HF) gebruikt om de boog te ontsteken en om de boog te stabiliseren bij het lassen op wisselstroom. Een hoogfrequente spanning bestaat uit pulsen van enkele duizenden volts aan spanning; daar zij slechts gedurende enkele microseconden bestaan bij een zeer lage stroomsterkte, geven zij geen elektrische schok. Echter, de hoogfrequent kan de lasser doen schrikken die zich als gevolg daarvan kan verwonden. Als de hoogfrequent zich concentreert wordt op de huid, bijvoorbeeld door een gat in de handschoen, kan het kleine diepe brandwonden opleveren.

Hoogfrequent ontwikkelt elektromagnetische straling die zich zowel via de lucht alsook via stoomkabels kunnen verplaatsen. Er moeten voorzorgsmaatregelen genomen worden om storingen in controle- en regelsystemen van installaties en instrumenten in de directe omgeving van het lassen te voorkomen.

Aanbevelingen met betrekking tot installatie en gebruik van lasapparatuur om het risico van storing door elektromagnetische straling te beperken worden gegeven in NEN-EN 50199. Zo wordt de lasser geadviseerd zo kort mogelijke laskabels te gebruiken en ze zo dicht mogelijk bij elkaar op de grond te leggen. Aarding van het werkstuk kan effectief zijn, maar mag alleen gedaan worden indien dit het gevaar voor de gebruikers niet verhoogt of ander elektrische installaties door zwerfstromen niet beschadigd worden.

Boogstraling

De lasser moet worden beschermd tegen de lichtstraling die door de boog wordt uitgestraald door middel van een lasscherm of lashelm en afdoende beschermende kleding. Het scherm of de helm is voorzien van een filtrerend glas dat donker genoeg moet zijn om de infrarode en ultra violette stralen te absorberen. Het filtrerende glaasjes moet conform EN 169 zijn; zij zijn ingedeeld in klassen volgens een zogenaamd "shadenummer". Dit nummer specificeert de hoeveelheid licht die doorgelaten wordt: hoe lager het nummer des te lichter het filter. Het shadenummer wordt gekozen aan de hand van het lasproces en de lasstroomsterkte.

Bij een bepaalde stroomsterkte kan hetzelfde shadenummer gebruikt worden voor het met beklede elektroden en het MAG-lassen van staal. Echter, een hoger getal moet worden gebruikt bij het MIG-lassen van de lichte metalen zoals aluminium en voor het MAG-lassen van roestvast staal.

Schermen moeten worden gebruikt om de overige werknemers in de directe omgeving van de lassers te beschermen.

Publicaties en relevante normen


NEN-EN-IEC 60974-1 Uitrusting voor booglassen, deel 1; Lastoestellen
NEN-EN 50078-1 Lastoortsen en booglassen
EN 470-1 Beschermende kleding voor gebruik bij het lassen en verwante technieken


Het verschil tussen een goede en slechte uitvoering van laswerk


Links

 

Rechts

Slechte uitvoering

Gevaren

Een goede uitvoering

1. Geen gezichtsbescherming

lasogen, verbranding van de huid

 

2. Geen huidbescherming

verbranding

 

3. Blootgestelde kleding

brand

 

4. Blootgestelde oplosmiddelen

brand, explosie, giftige gassen

 

5. Blootstelling overigen dan de lasser zelf

lasogen, verbranding van de huid

 

6. Geblokkeerde branduitgangen

brand

 

7. Brandblusmiddelen niet afdoende voor elektrische branden - moeten zand bevatten

elektrische schokken

 

8. Lasrookafzuiging niet afdoende

blootstelling aan lasrook

 

9. Geen aarde (indien vereist)

zwerfstromen, elektrische schokken

 

10. Beschadigde kabels

elektrische schokken

 

 

 

Vorige pagina