Omgevingsomstandigheden , environmental conditions ,  Umwelteinflüße (m) , Umweltverhältnisse (o) ,les circonstances (v) anbiantes ,  les circonstances (v) de milieu (v)

Die factoren van het milieuwaarin gemeten wordt, die de nauwkeurigheid van een metingnadelig beïnvloeden. De bekendste zijn: Temperatuur – luchtdruk – luchtvochtigheid – CO2-gehalte – trillingen.

Temperatuur

De temperatuur is altijd van invloed op iedere meting ( Verhagen:Iedere meter is een thermo­meter! ). Die invloed is doorgaans bekend, mits bij een stabiele temperatuur gemeten wordt (dus te meten voorwerpen volledig laten acclimatiseren!). Afwijkingen van 20 °C, de internationaal vastge­stelde meettemperatuur, leiden dan tot
systematische afwijkingenwaarvoor gecorrigeerd kan worden.

Aan te bevelen is de temperatuur in een meetruimte te regelen ± 0,2 °C, maar niet onnauwkeuriger dan ± 0,5 °C, en het verloop van de temperatuur te bewaken met een thermohygrograaf( een schrijvend meetinstrument dat een doorlopende grafiek maakt van de temperatuur en de luchtvochtigheid ).

Trillingen

Trillingen kunnen bij het gebruik van optische of aanwijzende meetinstrumenten leiden tot een onscherp beeld of tot een onrustige aanwijzing. Beide zijn op zichzelf al een waarschuwing dat de meting gestopt moet worden of de meetopstellinggewijzigd.

Trillingen maken een meetkracht ongedefinieerd. Bij metingen waarbij die kracht een essentiële parameter is, zoals hardheidsmetingen, zijn trillingen dan ook fnuikend voor de meetnauwkeurigheid. Hierbij is echter geen sprake van een „ingebakken" waarschuwing, zoals bij de optische en aanwijzende meetinstrumenten. Dergelijke metingen moeten dan ook permanent bewaakt worden, bij voorbeeld met een kwikspiegel (zie ook: meetkracht).

Luchtdruk, luchtvochtigheid en CO,-gehalte

De luchtdruk, de luchtvochtigheid en het CO,- gehalte beïnvloeden de golflengte van licht (zie ook: brekingsindex). Bij interferometrische metingen zijn deze groothedendan ook rechtstreeks van invloed op de nauwkeurigheid van de meetresultaten.

Daarnaast is de luchtvochtigheid ook in het al­gemeen van belang voor de duurzaamheid van de meetinstrumenten. Smeermiddelen op geleidingen vergroten de onzekerheid van een meetresultaat. In het algemeen willen we geleidingen dan ook vetvrij houden, echter zonder dat deze roesten. Dat kan alleen indien de omgeving relatief droog is, in de orde van 50 a 60% relatieve vochtigheid.

De relatieve vochtigheidvan een zekere hoeveelheid lucht met waterdamp is de verhouding van het gewicht van de in de lucht aanwezige waterdamp tot die van de hoeveelheid damp, die deze luchthoeveelheid maximaal bevatten kan. De vochtigheid kan goed geregeld worden met een klimaatinstallatie, en bewaakt met een thermo­hygrograaf. Aan de luchtdruk valt weinig te veranderen, en het CO,-gehalte kan zoveel mogelijk constant gehouden worden door het aantal personen in een meetlaboratorium te beperken.

 

 

 

Vorige pagina