Nulpunt , o. (-en) , Zero , der Nulpunkt , le zero
Het uitgangspunt, referentiepunt, van een metingof een telling.  Het nulpunt behoeft niet letterlijk een puntte zijn, het kan ook een positie zijn of een  deelstreep van een schaal.
          Als een nulpunt vast en  onveranderlijk is, spreekt  men van een absoluutnulpunt.  Een liniaalmet benoemde deelstrepen heeft zo'n absoluut nulpunt. Het absolute nulpunt van de temperatuurschaal ligt bij OK, dat is –273,15°C. En het nulpunt  van een elektrische meetopstellingheet  absoluut, indien dat niet verloren gaat bij  het uitschakelen van de voedingsspanning. 
Incrementele  meetinstrumentenhebben  geen absoluut  nulpunt. leder punt van het meetgebiedkan bij  zulke instrumenten tot nulpunt gekozen worden. 
          Tussen de gewone en de absolute nulpunten in, kennen we  nog semi-absolutenulpunten.  Dat zijn nulpunten die instelbaar zijn, maar  die na het instellen verder vastgehouden worden. Mechanische schakelvoorzieningen vallen in deze categorie, maar  ook elektrische nulpunten waarvan de instelling vastgehouden kan worden met een aparte batterij, onafhankelijk van de hoofdvoeding van het  instrument. 
Naast de genoemde betekenis van nulpunt is er voor meetinstrumenten nog een geheel andere, namelijk de meterstandvan een ingeschakeld meetinstrument als de stimulusnul is. In de praktijk leiden deze verschillende betekenissen niet tot misverstanden.
Vorige pagina