Nauwkeurigheidsgrens , v. (-grenzen), best measurement capability (expressed as an uncertainty ) das beste Meßvermögen , la haute capacité de mesure (v)
De uiterste waarde van de onnauwkeurigheidvan een meettniddelof een meetrnethode. In het bijzonder  verstaat men onder de beste nauwkeurigheidsgrens  de laagstewaarde  van die 
        onnauwkeurigheid.
In een Bewijs van ( NK0 ) erkenning worden voor de erkende metingende beste nauwkeurigheidsgrenzen gespecificeerd als de laagste waarden van de meetonnauwkeurigheid, waarvoor door een gegeven meetlaboratorium NKOcertificaatuitgegeven mogen worden.
De  beste nauwkeurigheidsgrens wordt bepaald door de minimale onzekerheiddie  tenminste aanwezig zal zijn in het meetresultaatverkregen met  een gegeven meetinstrumentof  meetopstelling , bij meting aan een ideaal voorwerp onder de  heersende omstandigheden.
          Om  deze situatie te leren kennen, wordt voor de gegeven meetprocedureeen  afiwijkingendeclaratie opgesteld. Dat is  een analyse van de betrokken meetprocedure die  alle afwijkingen, zowel systematische  als toevallige, in beeld brengt.
Voor de systematische afwijkingenkan gecorrigeerd worden; deze spelen verder geen rol bij de bepaling van de beste nauwkeurigheidsgrens, maar volledigheidshalve sommen we ze hierna wel op.
Systematische afwijkingen:
- Een foute kalibratiewaarde. 
          - Een  nulpuntsafwijking van een meetinstrument. 
          - Een instrumentele afwijking, bij  voorbeeld een teveel aan kwik in een  thermometer. 
          - Temperatuurinvloed, verrekend via de lineaire uitzettingscoëfficiënt  van standaarden,   meetinstrumenten en onderzochte materialen. 
        - De invloed van temperatuur, luchtdruk, luchtvochtigheid  en CO,-gehalte op de golflengte van licht. 
Bepaling van de beste nauwkeurigheidsgrens
De  onbekende systematische afwijkingen en de toevallige afwijkingen bepalen  samen de beste nauwkeurigheidsgrens. De  indeling van onzekerheden in deze  categorieën verruimt het inzicht in wat  er omgaat, maar is overigens een formaliteit omdat beide typen onzekerheden op precies dezelfde manier  verrekend worden.
          Het  opsporen, naar waarde schatten en doorberekenen  van deze afwijkingen is een fundamentele  metrologische activiteit. Het belang van inzicht in de heersende onzekerheden kan dan nauwelijks overschat  worden.
Onbekende systematische afwijkingen:
- De onzekerheid in een kalibratiewaarde. 
        - De onzekerheid in de waarde van  invloedsfactoren  zoals lineaire uitzettingscoëfficiënten van standaarden, meetinstrumenten en onderzochte  materialen. 
-  Aansluitfouten bij eindmaatcombinaties in een meetopstelling.
          -  Verschillende indringdiepten van tasters in eindmaten.
          -  Te grote aandrukkracht bij het inklemmen van eindmaten in een houder.
        - Afwijkingen ten opzichte van de  ideate vorm van een te meten voorwerp. 
Voorheelden:Vlakheidsafwijkingen van de meetvlakken van eindmaten; het niet 
          evenwijdig zijn van twee lijnen of vlakken waarvan de  onderlinge afstand 
          - Vervorming van werkstukken bij het inspannen in  meetopstellingen.
          - Vervorming van werkstukken bij oplegging, onder invloed van  hun eigen gewicht.
          - Onvolkomen uitrichting van te meten voorwerpen en  standaarden.
          - Geleidingsfouten van meetopstellingen in samenhang met het  geldende comparitieprincipe.
          - De invloed van dode gang in een overbrenging bij de  omkering van de meetrichting.
          - Een onjuiste stand van een taster ten opzichte van een te  meten werkstuk, zoals die bij voorbeeld gemakkelijk optreedt bij de toepassing  van een zwenktaster.
        - Temperatuurinvloed, tot uiting komend in het onvermogen om  scherp vast te stellen, wanneer een temperatuurvereffening voltooid is.
Toevallige afwijkingen :
- De inherente afleesonzekerheid van een schaal, in samenhang met de grootte van de schaaldelen en het scheidend vermogen van het oog.
 - De spreiding in overigens correct afgelezen waarden
 - De variatie die optreedt bij instellingen op symmetrie.
 - Een foute aflezing van meetinstrumenten.
 - De invloed van parallax.
 - Het niet exact kunnen bepalen van keerpunten.
 - Afrondingsfouten bij de verwerking van waarnemingen
 - Interpolatiefouten bij de verwerking van waarnemingen
 - De invloed van verwaarlozingen, bij voorbeeld bij het toepassen van
 
benaderingsformules zoals α in  plaats van ( sin α ) bij kleine waarden van α.
        -     Temperatuurinvloed, tot uiting komend in  een niet-reproducerende nulstelling.
Vorige pagina