Meetbek , m. (-ken), measuring jaw , die Meßbacke ; der Meßschenkel , der Meßschnabel
l'aile (v) de mesure (v) , le bec de mesure (v) , la machoire de mesure (v)
In eerste aanleg een door twee doorgaans platte tasters („vleugels") gevormde bek waarmee buitenmaten omsloten kunnen worden. Daarnaast is het gebruikelijk om zulke tasters ook elk apart met „bek" aan te duiden. In aansluiting daarop spreekt men ook van meetbekken indien deze bedoeld zijn voor de overname van binnenmaten, terwijl een complete bek ook wel aangeduid wordt met „een stel meetbekken".
Schuifmaten zijn vaak voorzien van twee stel meetbekken, een voor binnenmetingen en een voor buitenmetingen. Deze kunnen voor een deel aangescherpt zijn tot meskanten. Zijn meetbekken over hun gehele lengte scherp, dan spreekt men wel van mesbekken. Ook andere vormen komen voor, zoals vlakke en cilindrische meetbekken als hulpstukken bij eindmaten.
Bij kalibers ligt de zaak wat anders. Daarbij wordt de term „bek" uitsluitend gebruikt voor de aanduiding van complete bekvormen, zoals bij asbekkaliber en boutbekkaliber.
Vorige pagina