Loep , v. (-en), lupe ,  magnifying-glass ,  die Lupe ,  la loupe

Een in een montuur gevat vergrootglas, bedoeld om van een klein voorwerp een vergroot beeld te vormen op het netvlies van het oog van een waarnemer. Daarbij wordt dat kleine voorwerp in het voorwerpsbrandvlak van de loep gebracht, zodat de afbeelding in het oneindige plaatsvindt en de waarneming geschiedt met het oog in accommodatierust.

1

Het voorwerp ter grootte y wordt dus door de loep gezien onder een hoek a ' . Deze zullen we uitdrukken in y en f ' om daarna een vergelijking te kunnen maken met de waarneming zonder loep.

Als ß ' de dwarsvergroting van de loep voorstelt en y ' de hoekvergroting, is volgens de paraxiale afbeeldingsregels in het algemeen ß 'y ' = n/n'.
Omdat voor de hoofdvlakken ß '= + 1, gaat deze betrekking met y' = a'/a over in

α= n ' α '/ n    
Bij gebruik van de loep in de lucht, zoals veelal het geval is, zijn de brekingsindices n en n' van de voorwerpsruimte respectievelijk de beeldruimte aan elkaar gelijk, dus

Gegeven het voorwerp y, is δ groter naarmate / kleiner is. Echt klein kan I niet worden, er is nu eenmaal een minimale afstand die in acht genomen moet worden om nog scherp te kunnen zien. Voor heel jonge kinderen kan die nog wel zo'n 10 cm bedragen. Dat moet ook haast wel, anders zouden baby’s niets van wat ze in hun handen hebben scherp kunnen zien, met zulke korte armpjes. Maar al vrij gauw wordt die afstand langer, tot zo'n 25 cm. Op die afstand ziet een normaal, gezond oog scherp. Daarom is aan l, bij internationale afspraak, de vaste waarde 250 mm toegekend, de zogenoemde conventionele afstand van duidelijk zien.

De loepvergroting waarin f ' (de brandpuntsafstand van de loep) in millimeters moet worden ingevuld. We zien hieruit dat er inderdaad sprake is van een vergroting (V>1), als f' kleiner is dan 250 mm. Als de brandpuntsafstand klein is, is V groot en heet de loep „sterk".
In de praktijk is de vergroting niet constant, maar verandert deze voortdurend binnen bepaalde grenzen, als gevolg van de onvaste hantering. Deze maakt dat ook de voorwerpsafstand voortdurend verandert.

Zoals gezegd kunnen we normaliter een voorwerp niet scherp waarnemen op een kortere afstand dan 25 cm. Zouden we dat wel kunnen, bij voorbeeld op een afstand f', dan zouden we het voorwerp even groot zien als met de loep. We kunnen dus zeggen dat de loep ons in staat stelt om voorwerpen waar te nemen op een afstand, waarop dat van nature niet mogelijk is.

Elk punt van een voorwerp komt overeen met een eigen richting van de beeldstralen. Naarmate het oog dichter bij het beeldoppervlak wordt gebracht, zullen er uit meer richtingen beeldstralen op invallen. Er worden dan meer punten van het voorwerp gezien, dus het gezichtsveld is groter. In de praktijk verdient het dan ook aanbeveling een loep zo dicht mogelijk bij het oog te houden tijdens de waarneming.

Tussen loepen en microscopen bestaat een grote verwantschap. Beide zijn bedoeld voor hoekvergroting. Beide beelden een voorwerp of in het oneindige, zodat het met het oog in accommodatierust valt waar te nemen. Beide hebben een reëel voorwerpsvlak.
De microscoop bestaat steeds uit twee componenten, de loep soms. De microscoop kan een grote vergroting hebben, maar ook bij de loep is dat wel mogelijk (ruwweg tot zo'n 100 x). Een wat duidelijker verschil is doorgaans de verwisselbaarheid van de componenten bij microscopen, terwijl loepen in de regel vast zijn.

Een ander verschil is de negatieve totale sterkte bij microscopen, zodat de beelden daarvan ondersteboven staan. Ondanks deze verschillen is het overgangsgebied tussen de loep en de microscoop zo breed, dat daarin ook wel „tussenvormen­passen.
Loepen dus die een beetje microscoop zijn, en microscopen die een beetje loep zijn. Als criterium voor de indeling van deze afbeeldinginstrumenten houden we hier het teken van de vergroting aan. Alle loepachtige stelsels met een positieve vergroting, waarvan de beelden dus rechtop staan, rekenen we tot de loepen.

Indien een loep of microscoop behalve voor vergrote waarneming ook geschikt is voor
meting , eventueel via toegevoegde voorzieningen zoals een sjabloon of een gecontroleerd verplaatsbare objecttafel, dan spreekt men wel van  meetmicroscoop.

 

 

Vorige pagina